House Lights Turned on
|

Opzeg en bindende kracht van de overeenkomst bij behoud van onverdeeldheid: Het Hof van Beroep zet de puntjes op de i

Maximale duurtijd van de overeenkomst tot behoud van onverdeeldheid

In rechtsleer en rechtspraak bestond lange tijd discussie over de vraag of het recht om te allen tijde uit een onverdeeldheid te stappen ook van toepassing was op vrijwillig aangegane vormen van mede-eigendom.

Met de cassatiearresten van 20 september 2013 en 6 maart 2014 is de discussie beslecht: het recht om te allen tijde de verdeling te vragen geldt niet voor de vrijwillige aangegane vormen van mede-eigendom. De partijen zijn in dat geval gebonden door de voorwaarden van hun overeenkomst. Dit principe werd ook bevestigd in het nieuw goederenrecht dat van kracht ging op 1 september 2021.

Ook het Hof van Beroep te Antwerpen bevestigt in duidelijke bewoordingen de geldende principes in haar arrest van 25 juli 2023 (T. Not. 2024, 75). Het voorliggende geschil viel nog onder toepassing van het oude burgerlijk wetboek, maar dit beïnvloedt de inhoud van de beslissing niet. Het nieuw goederenrecht bevestigde immers wat voordien reeds duidelijk uit Cassatierechtspraak bleek.

Contractuele binding

Bij vrijwillig aangegane onverdeeldheden kan de verdeling in beginsel enkel worden gevraagd indien de overeenkomst die de onverdeeldheid organiseert, dit voorziet, aldus het Hof. Artikel 815, eerste lid BW (het artikel uit het oude Burgerlijk Wetboek dat voorschreef dat elke mede-eigenaar een einde kan stellen aan de onverdeeldheid door de verdeling te vorderen) kan niet dienen als grondslag voor een vordering tot uitonverdeeldheidtreding indien het gaat om een conventionele (of vrijwillige) onverdeeldheid.

Dit principe werd ook uitdrukkelijk bevestigd in het nieuw goederenrecht. Artikel 3.77, eerste lid BW stelt dat het recht van de mede-eigenaar om te allen tijde de verdeling te vragen, niet van toepassing is op de vrijwillige mede-eigendom.

Voor wie nog twijfelde: wie bij overeenkomst een situatie van mede-eigendom creëert, is daarbij gebonden door de inhoud van die overeenkomst. Het is dus mogelijk om zich daarbij te verbinden voor een periode lànger dan vijf jaar.

De beperking tot een termijn van vijf jaar geldt enkel

  • voor mede-eigenaars in een toevallige onverdeeldheid die ten aanzien van mekaar het recht om de verdeling te vragen tijdelijk willen uitsluiten (art. 3.75 tweede lid BW);
  • ten aanzien van derden (in concreto zijn dat de schuldeisers) (art. 3.77, tweede en derde lid BW). De schuldeiser dient de overeenkomst tot behoud van onverdeeldheid voor bepaalde duur te respecteren (voor zover die notarieel is bevestigd en vervolgens is overgeschreven in de AAPD) voor haar resterende duurtijd en ten hoogste voor een termijn van vijf jaar.

Mogelijkheid tot opzeg

Het Hof verduidelijkt vervolgens dat er wel een mogelijkheid tot opzeg moet zijn. Hier geldt immers een algemeen rechtsbeginsel: partijen kunnen niet eeuwigdurend met elkaar contracteren en bijgevolg kan een overeenkomst van onbepaalde duur steeds worden opgezegd, mits er een redelijke opzegtermijn wordt gegeven.

Beide principes zijn inmiddels ook wettelijk verankerd.

Artikel 5.53 van het nieuw Burgerlijk Wetboek stelt dat een eigenaar zich kan verbinden tot een beperking van zijn beschikkingsbevoegdheid maar dat deze steeds beperkt moet zijn in de tijd (en bovendien ook moet beantwoorden aan een rechtmatig belang). Opzeg moet dus steeds mogelijk zijn indien de overeenkomst niet voor onbeperkte duur is aangegaan.

Artikel 3.77, derde lid BW bevestigt de noodzaak van opzegmogelijkheid bij vrijwillige mede-eigendom van onbepaalde duur: indien de vrijwillige mede-eigendom voor onbepaalde duur is tot stand gekomen, kan elke mede-eigenaar het contract opzeggen met inachtname van een redelijke opzeggingstermijn.

Hetzelfde recht komt ook toe aan de schuldeisers, die zoals gezegd ook de overeenkomst tot behoud van onverdeeldheid moeten respecteren, zij het beperkt in de tijd. Indien de overeenkomst tot behoud van onverdeeldheid voor onbepaalde duur is aangegaan, kan ook de schuldeiser de opzeg vorderen net zoals de mede-eigenaars dat kunnen. Daarbij zal ook de schuldeiser de ‘redelijke opzegtermijn’ moeten respecteren. Bij gebrek aan akkoord wordt deze door de rechter bepaald, zonder dat de opzegtermijn langer dan vijf jaar mag zijn (art. 3.77, vierde lid BW).

Modaliteiten opzeg

Hoe dient die opzeg dan te gebeuren? Het Hof van Beroep te Antwerpen verduidelijkt dat deze opzeg niet aan wettelijke vormen is gebonden. De opzeg kan dus bijvoorbeeld bij brief worden gedaan, maar ook de dagvaarding tot uitonverdeeldheidtreding kan als opzeg worden aangemerkt.

Van belang is dat de wil om de onverdeeldheid op eenzijdige wijze te beëindigen er duidelijk uit blijkt.

Concreet voor de EOT

Zoals reeds uitgebreid beschreven in het Handboek EOT voor scheidingsprofessionals (randnummer 3.3.5.7 e.v.) kan de overeenkomst tot behoud van onverdeeldheid op maat van de cliënten worden uitgewerkt. De contractsvrijheid primeert en er bestaat een ruime vrijheid voor partijen om de duur en modaliteiten van hun mede-eigendom te bepalen. Het komt er op aan de afspraken duidelijk en uitdrukkelijk door te spreken en vast te leggen om zo weinig mogelijkheid marge voor interpretatie en discussie te laten.

portret

Wij zijn Vera en Nele. Twee enthousiaste juridische experts die hun jarenlange ervaring en kennis met jou willen delen. Als gepassioneerde professionals hebben we een diepgewortelde passie voor het scheidingsrecht en streven we ernaar om anderen te helpen in hun cariëre.

Naast het advies in deze Blog organiseren we opleidingen, bieden we modeldocumenten aan en voorzien hulpmiddelen om te groeien als scheidingsprofessional.

Vergelijkbare berichten